Nieuw Guinea – Een unieke bestemming met uitzonderlijk bewoners
Als ik thuis aan het douchen ben, kijk ik tegen een muurgrootte wereldkaart aan. In de uiterste hoek zie ik het liggen. Het immense eiland Nieuw Guinea. Mijn gedachten laat ik de vrije loop. Onherbergzaam gebied, peniskokers en oerwouden met koppensnellers stel ik me zo voor. En nu ben ik er zelf. De medische ontwikkelingsorganisatie Dokters van de Wereld benaderde me met de vraag hun unieke project in beeld te brengen. Die mogelijkheid nam ik natuurlijk met beide handen aan.
Na ruim vijftien uur vliegen, land ik in Jakarta, Indonesië. De warmte is een aangename afwisseling voor het koude Nederland. Veel tijd om rond te kijken heb ik niet, want een paar uur later vlieg ik alweer door naar het meest oostelijk gelegen eiland van Indonesië, Papoea. Na een korte stop op Bali, doemt Timika op, de industriestad in het zuiden van Papoea. Met mijn neus op het venster, zie ik tussen het vele groen, een brede rivierdelta met ernaast de stad. We maken een tussenstop. Ik laat de kleuren op me inwerken en snuif de schone lucht op.
Papoea, het voormalige Irian Jaya, vormt het westelijk deel van het eiland Nieuw Guinea. Dit is, op Groenland na, het grootste eiland ter wereld! Het is een voormalig Nederlandse kolonie en werd in 1963 verder bezet door Indonesië. Tegenwoordig wonen er ongeveer 2,6 miljoen mensen, waarvan 1,6 miljoen oorspronkelijke Papoea’s zijn. De rest van de bevolking zijn ‘outsiders’ en komen van de andere eilanden van Indonesië zoals van Java, Sumatra en Sulawesie.
De authentieke bewoners van Papoea zijn zeer divers te noemen. Qua uiterlijk verschillen ze per regio. Het eiland scheidde zich zo’n 60.000 jaar geleden af van Australië. Er zijn daardoor stammen die veel uiterlijke overeenkomsten met de Aboriginals vertonen. Door de onherbergzaamheid van het eiland, leven veel stammen geïsoleerd. Mede daardoor behoren de Papoeastammen tot de laatst ontdekte volkeren van de wereld. Ze hebben elk hun eigen taal en cultuur. Er worden in Papoea ruim 230 talen gesproken; een vijfde van alle talen ter wereld! De grootste groep vormt de Dani, een stam die in het binnenland woont.
Een uur later vliegen we verder, naar de noordkant van het eiland. Een aanhoudende aaneenschakeling van bomen wordt zo nu en dan onderbroken door een meanderende rivier. Als we Jayapura, de grote stad van Papoea naderen, worden de menselijke ingrepen in het landschap duidelijker. Het woud maakt plaats voor akkers en grasland. Het heeft iets weg van een modelspoorbaan, zo fluweelachtig zien de ontboste heuvels eruit. Sommige kleine eilandjes in grote meren zijn volgebouwd met huisjes, met stuk voor stuk een eigen kerkje ertussen. De missionarissen zijn grondig te werk gegaan.
Missionarissen
Dat blijkt ook de volgende dag als ik verder vlieg naar een dorpje in het bergachtige binnenland, Mulia genaamd. Piloot Paul, een Amerikaanse vijftiger, vliegt al twintig jaar voor de missionarissen. Het is ze gelukt het evangelie tot in verre uithoeken van het eiland te verspreiden. Via de lucht, want landwegen bestaan nauwelijks. Terwijl we door de wolken over de begroeide bergen vliegen en ik geniet van een adembenemend uitzicht, schreeuwt Paul boven het oorverdovende geluid van het propellervliegtuigje uit: “En jij maar denken dat fotograaf het mooiste vak is!”
Bij het inzetten van de daling wordt Mulia plots zichtbaar. Het dorp, dat 8.000 zielen telt, ligt op ongeveer 1.800 meter hoogte. Het is veel meer ontwikkelt dan ik voor ogen had. Er is zelfs een asfaltweg en ik zie een aantal grotere gebouwen. Paul wijst vlak voor de landing naar rechts en schreeuwt: “Zie je dat vliegtuigwrak daar? Die week naar de verkeerde kant uit.” “Oookeee,” reageer ik enigszins benauwd.
Caroline Duygun-van Moorsel (29) en haar Nederlands-Turkse echtgenoot, Kerim Duygun (31), staan mij op te wachten. Na een brommerritje van tien minuten vertelt ze op de veranda van haar tijdelijk onderkomen over haar werkzaamheden. “Ik werk hier sinds begin 2005 als Prevention Officer voor de internationale hulporganisatie Médecins du Monde ( bij ons bekend als Dokters van de Wereld. red.). Wij runnen een soa en hiv preventieproject. Het komt er in het kort op neer dat wij voorlichting geven over hiv/aids en seksueel overdraagbare aandoeningen, soa’s en de preventie daarvan.” Het blijkt hard nodig, omdat de Papoea het hoogste aantal hiv-geïnfecteerden van Indonesië telt.
De hele week loop ik met Caroline mee tijdens haar werkzaamheden. Bij een training van het personeel van het plaatselijke ziekenhuis legt ze in vloeiend Indonesisch uit wat hiv en soa’s inhouden en hoe je ze kunt voorkomen. De medisch biologe is zeer begaan met haar werk en met de bevolking. “De Dani, de oorspronkelijke bewoners in dit gebied, leven nog vrij traditioneel en zijn erg arm. Polygamie en vrije seks zijn hier heel normaal, terwijl er geen voorbehoedsmiddelen gebruikt worden. Dat werkt een snelle verspreiding van soa’s en hiv/aids in de hand. Een aids-epidemie zoals in Afrika is hier niet ondenkbaar.” Omdat de Dani vaak het Indonesisch niet voldoende beheersen, heeft Caroline de voorlichtingsfolders laten vertalen in hun eigen taal. Ook deelt ze condooms uit.
Puur en integer
“Het mooie aan de Dani is hun puurheid en integerheid. Als je ze een hand schudt en ze lachen naar je, dan voel die warmte,” legt ze uit. Als we een dag later een wandeling maken, begin ik te begrijpen wat ze daarmee bedoelt. Hoewel de mensen in eerste instantie de kat uit de boom kijken, reageren ze vervolgens uiterst vriendelijk. Speciale handdrukken volgen, waarbij het woord ‘Wa’, vaak valt. ‘Het woord is naargelang aantal en uitspraak, in verschillende gevallen te gebruiken, onder andere om te groeten en te bedanken.
We worden uitgenodigd om een hapje mee te eten in een honai, een traditionele hut van hout en riet. Terwijl de outsiders, de Indonesiërs van andere eilanden, in houten huizen wonen, leven de Dani veelal hierin. Er zijn aparte hutten voor de vrouwen en een gemeenschappelijke hut voor de mannen. Het basisvoedsel, zoete aardappelen en de gekookte bladeren daarvan, staan op het menu. Door de eenzijdige voeding, zoals ondervoeding en de last van wormen, hebben veel kinderen opgezwollen buikjes. Ook zijn bijna alle jongeren verkouden en hebben snotneuzen. Een derde van de kinderen haalt de vijf jaar niet!
Ondanks de schitterende natuur en uiterst vriendelijke inwoners, zijn er in deze regio geen toeristen te vinden. Dit heeft alles te maken met de onrust tussen de onafhankelijkheidsstrijders van de OPM en het Indonesische leger. Hierdoor krijgen reizigers met moeite een visum en mogen ze zich niet ver buiten de dorpsgrenzen bewegen.
Op de terugweg kom ik mijn eerste koteka tegen. De vriendelijke man die de peniskoker draagt begroet me uitgebreid. De lengte en breedte van de koteka verschilt per streek en per persoon. Deze man blijkt hem opgevuld te hebben met allerlei kleine voorwerpen. Wel zo handig bij het ontbreken van broekzakken! Even later zie ik een oudere vrouw in een traditionele rieten rokje, ze mist enkele vingerkootjes. Tot een tweetal decennia terug was het gewoonte om bij het verlies van een dierbare een van de kootjes af te hakken.
In de rest van de week geeft Caroline voorlichting aan moeders met baby’s en houdt ze inloopspreekuur in het ziekenhuis. Kerim, haar eega, zit niet stil. Hij is de stille kracht en ondersteund zijn vrouw en het project in vele opzichten. Zo onderhandelt hij met de plaatselijke autoriteiten en neemt hij de logistieke problemen voor zijn rekening.
Zelf kom ik deze week helemaal tot rust. Geen telefoon, geen media en aangezien het om zes uur donker is, lig ik na het avondeten wat te lezen bij kaarslicht. Voor negenen val ik in slaap en om 5 uur ´s morgens word ik wakker gekraaid door de hanen in de buurt.
De trekking
De week in Mulia vliegt voorbij. Ik heb nog een aantal dagen over en ik besluit oostelijk te reizen, naar het stadje Wamena. Na anderhalve dag tevergeefs wachten op een vliegtuig, ga ik dan toch. Als Caroline en Kerim me uitzwaaien, sta ik er nog even bij stil hoe, in en in vriendelijk en lief alle mensen zijn. Echt uitzonderlijk, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Onderweg zie ik af en toe een rookpluimpje uit een hutje komen dat voor de rest omgeven is van oerwoud zo ver het oog reikt. Dan komt de brede Baliemrivier in zicht. De rivier kronkelt zich een weg door het landschap.
Wamena ligt in de Baliem Vallei. Dit is dè toeristische trekpleister van Papoea. Maar van massatoerisme is hier geen sprake. De tachtig kilometer lange, en twintig kilometer brede valei, werd pas in 1938 voor het eerst door Westerlingen ontdekt. Ze troffen er een hoog ontwikkelde samenleving aan. Mijn gids voor de komende dagen, Bebas, wacht me op. Hij zet me in een soort riksja die me naar het Baliem Pilamo hotel fietst.
Die avond doe ik me in restaurant Blambangan, tegoed aan de specialiteit van de stad; Udang Rica Rica, oftewel rivierkreeft in pittige saus. In tegenstelling tot Mulia, is alcohol hier niet verboden, maar wel prijzig. Met een goedgevulde maag, val ik onder het vertrouwde geluid van gekko’s en krekels heerlijk in slaap.
Bebas haalt me de volgende dag al vroeg op. Ik blijk werk te verschaffen aan drie man. Naast de gids, ook kok Nils de drager Joanti. We rijden in anderhalf uur zuidwaarts naar de Baliemrivier. Maar eerst doen we nog wat inkopen op de lokale markt. Mensen bieden hun schamele waar aan, terwijl varkens tussen hen door wroeten. Het geeft mij de kans om enkele kettinkjes te kopen en foto’s te maken. Bij de eerste flits word ik meteen om geld gevraagd; ze zijn hier gewend aan toeristen.
Wandeldag één begint vrij rustig. Alleen het oversteken van een tamelijk wilde rivier over een glibberige boomstam is even slikken. Ik geef Joanti mijn tas met camera’s en voetje voor voetje schuif ik over de stam. We lopen verder, tegen de berghellingen, over landbouwgronden en langs hutjes. De akkers worden gescheiden door stenenmuurtjes, welke we steeds over moeten klimmen. Bij elk gehucht lopen kinderen nieuwsgierig een stuk met ons mee en rennen varkens voor ons uit. Sommige kinderen houden mijn hand vast, terwijl anderen verlegen lachen.
Teken en vlooien
We overnachten in Kilise, een gehucht van een paar hutjes. Net als we het erf opstappen begint het te regenen. De reden waarom het land zo groen is, heeft alles te maken met het feit dat het bijna elke dag met bakken uit de hemel komt zetten. Meestal begint het in de middag te regenen en eindigt het pas in de vroege ochtend.
Terwijl ik mijn klamboe ophang, spuit Bebas nog even tegen de insecten. “Malaria muggen?”, vraag ik, “Nee tegen de teken en vlooien”, antwoordt hij.
Dag twee begint met hilarische momenten. Aangezien ik nagenoeg profielloze gympen aan heb en het de hele nacht door geregend heeft, is de kleiige ondergrond op sommige plekken veranderd in een modderige glijbaan. Doordat we ook nog eens schuin tegen hellingen lopen, glibber ik letterlijk alle kanten uit. Mijn metgezellen bescheuren zich van het lachen. Na een uur halsbrekende toeren komen we aan bij de Baliemrivier. Een gigantische watermassa dendert naar beneden. Ik wil dit zo snel mogelijk achter de rug hebben en we steken de hangbrug over. Een oorverdovend geluid omringd me, het duizelt even voor mijn ogen. Ik concentreer me en houd me stevig vast aan de kabels. Bij elke stap let ik goed op waar ik mijn voeten plaats.
Die dag gaan we nog een rivier over en klimmen vervolgens steil omhoog. Gelukkig regent het niet, want hier wil ik niet uitglijden. Dan lig ik tientallen meters lager. Middenin de bush, komt uit het niets een groep reizigers ons tegemoet. Het blijken Nederlanders te zijn. Een vreemde gewaarwording om die aan de andere kant van de wereld tegen te komen. Het zijn goedgetrainde mannen en vrouwen van middelbare leeftijd die worden bijgestaan door dragers en gidsen.
Rond het middaguur lopen we Syokosimo in. Een paar hutjes rondom een grasveldje. Na uitgebreide begroetingen met de inwoners van het uitgestroomde dorp, begeef ik me naar de nabijgelegen rivier. Ik was de modder van mijn benen en gooi water over me heen. Heerlijk die verfrissing. ’s Avonds eten we rijst met groente en knakworst. Dat gaat erin als koek. Als ik na het eten voor het hutje bij kaarslicht zit te schrijven, ben ik binnen mum van tijd omringd door talloze kinderen. Gefascineerd staan ze me te observeren. Ze fluisteren giebelend. Ik geef ze mijn boek van Papoea. Bij elke foto stijgt een geluid vol ongeloof op uit de groep.
’s Nachts doe ik geen oog dicht. Ik blijk met mijn hoofd naast de proviandkast te liggen. Geen handige plek als je niet van ratten houdt. Hun gepiep en geren houden me wakker en ik besluit om buiten verder te slapen. De volle maan verlicht de wijde omgeving. Her en der zie ik de lichtstreepjes van de vuurvliegjes. Een adembenemend schouwspel.
Op de laatste dag rennen we meer dan dat we lopen. Allereerst steken we de rivier stroomopwaarts over. De houten hangbrug blijkt een favoriete ontmoetingsplek van inwoners uit omliggende dorpjes. Vervolgens is het een uur steil klimmen. Daarna lopen in zes uur terug naar de Baliem vallei. Onderweg komen we langs een klein ‘marktje’, waar wat bescheiden handelswaar wordt aangeboden. Hoewel het droog is, is het alsnog goed opletten bij elke stap. Losliggende stenen, boomwortels en steile afgronden houden me alert.
Een mummie
Net als ik er een beetje doorheen zit, doemt de stalen hangbrug over de meedogenloze Baliemrivier op. Deze nieuwe hangbrug is gemaakt naast de oude brug waarvan een paar jaar geleden een Japanse toerist stortte die nooit meer is teruggevonden. Dit is tevens het eindpunt van de hike. We worden opgehaald en rijden meteen door naar Sumpaima, een dorpje in het noorden van de Baliem vallei. Bij de prijs inbegrepen zit een biggetje. Het dier wordt voor mijn neus geslacht en door middel van gloeiende stenen in een kuil gestoomd. Bebas vertelt me dat het een manier is om de drager en kok te bedanken en een bron van inkomsten voor de inwoners van het dorp. Voor het zover is, bootsten de mannen en jongens van het dorp een gevechtssituatie na. Het ziet er indrukwekkend uit. Op de terugweg heeft Bebas nog een verrassing voor me. Een ouwe man haalt vanuit zijn strooien hutje een van zijn overovergrootvaders; een mummie van ongeveer 350 jaar oud. Ook dit valt onder een toeristische attractie, maar maakt desalniettemin een grote indruk op me.
De laatste dag van mijn verblijf in Papua breng ik door in Jayapura, het voormalige Hollandia. Kerim en Caroline zitten een week van de maand in deze stad en ze halen me op. Samen rijden we twee uur westwaarts richting een afgelegen strandje. Prachtig. Onderweg koopt Caroline nog een papaja. Gedrieën nuttigen wij het fruit, samen met een wijntje aan een verder leeg strand. Dit is met recht een wereldplek!
Praktische informatie:
Papoea ligt aan de andere kant van de wereld. Daardoor is er een tijdsverschil van zeven uur (zomertijd). Om in een afgebakende tijd Papoea te zien, is een georganiseerde reis een must. Indien je veel tijd en reiservaring hebt, kun je het eiland ook individueel ontdekken. Neem dan ook de tijd om de eilanden Yapen en Biak mee te pakken en Sorong. Hier vind je een unieke onderwaterwereld. Of je maakt een tiendaagse trekking naar Asmat of Korowai waar de bewoners in boomhutten leven. De natuur is overweldigend. Zo zijn er bijvoorbeeld moerasgebieden, gletsjers, tropisch regenwoud.
Vanuit Jakarta gaan dagelijks vluchten naar Biak en Sentani, nabij Jayapura. Luchtvaartmaatschappij Merpati en een aantal kleinere maatschappijen brengt je vervolgens naar verschillende bestemmingen binnen Papoea.
Voor een meerdaagse wandeltocht in de Baliem vallei en in andere gebieden van het eiland, is het inhuren van een gids zeker aan te raden.
Bebas Sembiring van Grand Irian Tours & Travel: e-mail:darwis_biring@yahoo.comDit emailadres is beveiligd tegen spambots, u heeft javascript nodig om het te kunnen bekijken, 085244247178.Of Ferdinand Tabaluyan van Adventure Indonesia:advindo@cbn.net.idDit emailadres is beveiligd tegen spambots, u heeft javascript nodig om het te kunnen bekijken, 081344443352
Eten en slapen:
Wamena: Hotel: Baliem Pilamo, Jln. Trikora 114, 0969 31043
Mulia: Hotel: Mulia Inn, 0868 12122146
Jayapura/Sentani: Hotel Ratna, jl. PLN 1, Sentani Kota, 0967 593410
Restaurant: Blambangan, Jl. Trikora 99, 0969 32170, Wamena
Bagus Pandang: Jl. Raya Bhayangkara 2, 0967 524567, Jayapura
In Papoea is de Indonesische Rupiah een wettig betaalmiddel. Pinnen kan in Wamena en in Jayapura. In veel gebieden komt malaria voor.
Een zeer handig boek is: Indonesian New Guinea, Kal Muller, uitgeverij Periplus, ISBN: 962-593-768-4.
KOLONIALE GESCHIEDENIS
Dat Nederland niet trots hoeft te zijn op haar koloniale expansiedriften is reeds bekend. Nadat Indonesië met veel moeite van Nederland onafhankelijk werd, bleef het westelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea tussen 1949 en 1962, een overzees gebiedsdeel van Nederland.
Enerzijds wilde Nederland Nieuw-Guinea gebruiken als invloedssfeer in de regio. Anderzijds wilde men door Nieuw-Guinea te “ontwikkelen” en de Papoeabevolking te emanciperen, bewijzen dat ons land als koloniale mogendheid niet had gefaald. En dat terwijl Nederland zich daarvoor amper had bekommerd om dit gedeelte van Nederlands-Indië.
Indonesië eiste echter Nieuw-Guinea op, hoewel het daar historisch gezien geen enkele aanspraak op maakt. Onder druk van een escalerend conflict met Indonesië en na inmenging van de Verenigde Staten en Australië, besloot de toenmalige Nederlandse regering in 1962 de soevereiniteit over Nieuw-Guinea over te dragen aan de Verenigde Naties. De VN droeg de soevereiniteit vervolgens over aan Indonesië, met als voorwaarde dat er een referendum over zelfbeschikking gehouden zou worden. Die kwam er pas in 1969. Onder regie van Indonesië mochten enkele uitverkoren kiesmannen de staatkundige toekomst van hun gebied bepalen. De uitslag was van te voren bepaald en Westelijk Nieuw-Guinea werd als Irian Jaya aan Indonesië toegevoegd.
Eind 2005 verscheen van de hand van historicus prof. dr. P. J. Drooglever het onafhankelijke onderzoek naar de zogeheten act of free choice, het omstreden referendum uit 1969 waarmee de inlijving van Nieuw-Guinea door Indonesië formeel werd bezegeld. Ondanks dat de toenmalige minister van Buitenlandse zaken Jozias van Aartsen er in 1999 opdracht toe had gegeven, wilde de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Ben Bot, het rapport niet in ontvangst nemen. Zogezegd om niet de indruk te wekken dat Nederland zich wil bemoeien met de discussie over het statenverband in Indonesië.
Uit het rapport, ‘Een Daad Van Vrije Keuze. De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht’ blijkt dat Nederland inderdaad de Papoea’s verraden heeft, o.a. door niet te protesteren tegen alle schendingen van gemaakte afspraken. Hierdoor heeft ons land een grote morele verantwoordelijkheid omdat er onder Indonesisch juk, sprake is van genocide onder de Papoea’s. Het onafhankelijkheidsstreven van de Papoea’s is na de overdracht aan Indonesië altijd bruut onderdrukt.
Door het Indonesische beleid dreigen de Papoea’s een minderheid op eigen bodem te worden. Dat beleid is er op gericht op langere termijn miljoenen mensen van de andere eilanden te laten verhuizen naar Papoea. Nu al wonen er bijna evenveel ‘outsiders’ als Papoea’s. Zo komt hun cultuur en traditie steeds verder onder druk te staan. Bovendien kwam het merendeel van de Papoea’s pas zo’n twee generaties geleden in aanraking met de ‘buitenlandse wereld’ en dus ook met bijbehorende zaken als markteconomie en werkloosheid. Tegenwoordig hebben de niet-Papoea’s de betere baantjes en zijn de oorspronkelijke bewoners vaak tweederangs burgers